Belastingen op royalties zijn aanzienlijk voordeliger zijn dan belastingen op beroepsinkomsten. In de praktijk maken dan ook vele zelfstandigen en bedrijfsleiders van vennootschappen hiervan gebruik door zich deels te laten betalen in de vorm van royalties op hun auteursrechtelijk beschermde werken die ze voor de vennootschap maken, zoals powerpoints, white papers, conclusies, artikels voor kranten of tijdschriften, interviews, lezingen, etc. Een dergelijke gedeeltelijke betaling in royalties heeft ook voordelen voor de werkgever, die er minder loonkosten aan overhoudt aangezien het brutoloon vermindert voor hetzelfde nettoloon. Uiteraard is dit de fiscus niet ontgaan en heeft deze fiscale constructie uiteindelijk laten onderwerpen aan het oordeel van de rechter te Gent, en vervolgens het Hof van Cassatie dat uitspraak deed in deze zaak op 25 juni 2020.
Advocaat in de clinch met de fiscus
Deze zaak betrof een advocaat die zichzelf deels vergoedde in royalties voor de overdracht van auteursrechten op zijn creaties (adviezen, conclusies, ontwerp-overeenkomsten, ingebrekestellingen, brieven, structureringshandleidingen, enz.). Hij argumenteerde dat deze zijn persoonlijke stempel dragen en de vruchten van zijn creativiteit uitmaken. In 2018 gaf het Hof van Beroep te Gent hem echter ongelijk. Volgens de rechter werd de cessieovereenkomst gesimuleerd omdat er geen sprake kan zijn van auteursrechten en van cessie ervan. Een advocaat kan tijdens zijn beroepsuitoefening “normaal geen intellectuele scheppingen tot stand brengen die het gevolg zijn van vrije en creatieve keuzes.”
De prestaties kaderen volgens het Hof logischerwijze in een door een cliënt voorgelegd, concreet probleem. De advocaat had volgens het Hof niet aangetoond dat de werken die hij creëerde in uitoefening van zijn functie voldeden aan de originaliteitsvoorwaarde om auteursrechtelijke bescherming te kunnen genieten. Het bewijs van originaliteit werd niet voldoende geleverd door “het citeren van diverse, hoofdzakelijk buitenlandse, rechtspraak of door niet-concreet ondersteunde veralgemeningen.”
Het Hof van Beroep gaf wel aan dat auteursrechtelijke bescherming voor werken gemaakt in de uitoefening van een juridisch beroep niet ab initio uitgesloten is. Dit werd door het Hof van Cassatie bevestigd: Er van uitgaan dat een advocaat nooit auteursrechtelijk beschermde werken kan creëren, berust op een onjuiste lezing van het arrest van het Hof van Beroep.
Wat is het fiscaal gunstregime voor auteurs?
Voort inkomsten uit auteursrechten geldt een gunstregime. Zo wordt de auteur op deze inkomsten slechts belast aan een tarief van 15% tot en met een plafondbedrag vastgesteld op 62.090 EUR aan inkomsten uit auteursrechten (voor aanslagjaar 2020). Alles wat een auteur meer verkrijgt in ruil voor de overdracht of licentie van zijn auteursrechten zal afhankelijk van de situatie als hetzij beroepsinkomen, hetzij roerend inkomen gekwalificeerd worden. Bovendien komt de auteur een forfaitaire kostenaftrek van 50% toe op de eerste schijf van 16.560 EUR en 25% op de tweede schijf van 16.560 EUR tot 33.110 EUR (voor aanslagjaar 2020).
Zal de fiscus het wel aanvaarden?
Uit het arrest van het Hof van Beroep, zoals bevestigd door het Hof van Cassatie leren we evenwel dat voorzichtig met dit gunstregime dient omgesprongen te worden. De fiscale administratie lijkt op basis van dit arrest weinig geneigd te zijn om een kwalificatie van inkomsten als inkomsten uit auteursrechten zomaar te aanvaarden.
Om meer zekerheid te bekomen, kan men een ruling aanvragen bij de Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (DVB). Hierbij dient de aanvrager goed te motiveren dat de inkomsten weldegelijk een vergoeding zijn voor de verlening van auteursrechten.
Hoe dan ook dient opgemerkt te worden dat de vergoeding verkregen in het kader van een tewerkstelling of de vergoeding die een bedrijfsleider verkrijgt nooit volledig kan beschouwd worden als een vergoeding uit auteursrechten. De auteursvergoeding dient een realistisch bedrag of percentage van de netto-omzet uit te maken. Allicht zal slechts een deel van dergelijke vergoeding aldus onder het gunstregime kunnen vallen. Een duidelijke splitsing in de overeenkomst tussen de vergoeding voor de auteursrechten enerzijds en de vergoeding voor de geleverde prestaties anderzijds is hierbij geen overbodige luxe.
Opgelet: het gunstregime geldt enkel voor de natuurlijke persoon-auteur, vennootschappen kunnen hier dan ook geen gebruik van maken.
Kan je het nu nog gebruiken?
Zoals eerder vermeld, heeft noch het Hof van Beroep te Gent, noch het Hof van Cassatie de deur volledig toe gedaan. De vraag is nu vooral welk bewijs advocaten moet leveren om aan te tonen dat ze tijdens het opstellen van adviezen en conclusies, vrije, creatieve keuzes met een persoonlijke stempel maken? Ook moeten we er rekening mee houden dat deze uitspraak zich niet in een vacuüm beweegt en allicht doorgetrokken kan worden naar andere beroepen.
Het zal van belang zijn om te kunnen aantonen dat men effectief auteurswerken heeft gecreëerd. Een inventaris van dergelijke werken bijhouden lijkt hier dan ook een goede eerste stap. Daarnaast zal ieder moeten aantonen dat zij in het creëren van de werken wel vrije keuzes konden maken, bijvoorbeeld in de woordkeuze die eigen is aan de auteur. Hoewel het gunstregime principieel voor iedereen openstaat, staat men dus best even stil bij de mogelijke argumentatie om de fiscus te overtuigen dat de gecreëerde werken weldegelijk origineel zijn.
Heeft u nog verdere vragen over auteursrechten of het gunstregime voor inkomsten uit auteursrechten? Aarzel dan niet om ons te contacteren!
Nicola Audenaert & Marie-Sofie Thiriaux